Uit liefde voor het leven

“Besef dat toch, je bent iets ongelooflijks, je bent zó’n geweldige mogelijkheid. En je zit je aldoor maar af te vragen, zal ik nou een boontje meer nemen of een boontje minder nemen
 [gelach] Dat is jouw formaat niet.

De sterren en de hemel en het heelal, dat is jouw formaat. En jij hebt het alleen in de hand, om in dat formaat je leven te leven. En dan zul je ongetwijfeld brokken maken. Dat moet wel, je moet brokken maken in het leven, dat kĂĄn niet anders. Het kan echt niet anders. Die illusie dat je zo regelrecht naar de hemel wandelt, die is er niet. Maar zorg tenminste dat, als je valt, val dan uit de dertiende verdieping en niet over de drempel. [gelach]
Ja echt, dat meen ik, want dan gebeurt er tenminste iets. [gelach]

Maarten Houtman, Het principe van de eenwording, Eefde, december 1987


Aan deze uitspraak van Maarten Houtman moest ik dezer dagen denken, nadat me – inderdaad – een ongeluk overkomen was. Ik ben nog springlevend, hoor, daar niet van, maar wel is m’n gezichtsvermogen  aangetast.

Dat kwam zo:
Een paar maanden geleden bracht ik in de provincie een bezoekje aan een oude dame, die ik hoogacht. Ik had op haar verzoek een taartpunt meegenomen, Toen ik binnenkwam zat er een medewerkster van het tehuis waar ze woont – die bij m’n verschijning haar stoel afstond en het bloemetje dat ik meegenomen had in een vaas ging zetten. Ik was zeer gebrand op koffie bij het gebak, dat haalde ze ook nog voor ons.

Intussen had ik gemerkt dat de oude dame wartaal uitsloeg, waar ik vreselijk van schrok. De bezoekster was inmiddels verdwenen, en ik vroeg me af in wat voor situatie ik was beland – en stilletjes overgenomen had.  De jarige knoeide intussen gebak op de grond, dat ik gauw wegwerkte.  Zo had ik haar nog nooit meegemaakt… ik was geschokt en probeerde de situatie te redden.
Na een halfuurtje – waarin we ons zo goed en zo kwaad onderhielden, werd de middagmaaltijd binnengebracht, vis met patat. Wat ik toen zag bracht me nog meer in de war. De dikke kokkin – die even breed was als ze lang was – spoot uit een tube een hele sliert mayonaise over de patat. Wat ik zag voelde als een scĂšne uit een Jeroen Bosch, mijn ogen puilden uit…
Toen het gesprek weer op haar familie van vroeger kwam, wist ik: nu moet ik weg…
Ik reed terug naar Amsterdam, voerde thuisgekomen een Skype-gesprek waarbij ik vreemde trillingen zag en zat daarna nog even achter de computer te werken.
Toen ik met Klaaske ’s avonds een video wilde kijken, merkte ik pas echt dat er iets mis was, ik zag strepen en kon de ondertiteling niet goed lezen.
De volgende dag had ik hoofdpijn en was mijn zicht slecht. Een ernstige vorm van migraine, dachten we, maar Klaaske belde  na drie dagen toch de dokter en we konden vrijwel gelijk langskomen – zij moest me toen al begeleiden.
De dokter nam eerst onze gedachte over dat het migraine zou zijn, maar later belde hij dat hij voor ons toch een afspraak met de oogarts had gemaakt in de polikliniek van het Boven-IJ ziekenhuis. Nadat ik die de volgende dag nogmaals het verhaal vertelde wat ik meegemaakt had,  bestudeerde hij mijn ogen. Zijn conclusie was dat het iets met het oogvocht was – een ouderdomsverschijnsel. Maar voor de zekerheid moest ik vier weken later terugkomen voor een ‘blikveldonderzoek’.
Ik heb die weken heel veel geslapen en m’n ogen zoveel mogelijk rust gegeven en hoopte dat het zicht zou verbeteren…
Maar nee hoor. Het blikveldonderzoek wees iets heel anders uit: het moest iets in de hersenen zijn, een infarct dus.
De oogarts was heel meelevend. Toch was er bij ons ook een zekere opluchting: eindelijk op het goede spoor…
Ik werd stante pede doorverwezen naar de neuroloog, die eerst een CT-scan liet maken van m’n hersenen. Toen hij later de foto op zijn scherm had staan, wees hij op verkleurde zenuwcellen bij het visueel centrum in de cortex: Er was inderdaad zuurstoftekort geweest, een herseninfarct door een stolseltje in de aderen. Op mijn vraag naar wat het verband kon zijn met wat ik meegemaakt had, was zijn antwoord ‘dat een infarct ook door een shock kon optreden. Maar dan wel precies in mijn visuele centrum, nergens anders… daar geloofde hij niet in.
Dat bleef mij intrigeren… Alsof ik in de zon gekeken had, of in het hellevuur…
Neurologisch was het in elk geval verklaard.
Ik kreeg de bijbehorende serie vervolgonderzoeken: bloedonderzoek, een hartfilmpje – een onregelmatig hart kan ook een stolling veroorzaken…
Een week later belde de neuroloog me op: “Nou, het hartfilmpje was goed, hoor … MAAR, er zijn sporen te zien van een hartinfarct…
Dus dat werd een doorverwijzing naar de cardioloog, plus weer een rondje ziekenhuis-onderzoek.
Intussen vroeg ik me af: een hartinfarct, maar wanneer dan, ik heb nooit iets gemerkt…
Toen kwam de bijna-dood ervaring bij me boven, die ik in de jaren zeventig had gehad, rond de dood van mijn vader die me erg aangegrepen had – misschien ook omdat mijn moeder in hun hutje-op-de-Mokerhei achtergebleven was, verlaten en stuurloos (ze kon inderdaad geen autorijden).
Het was rond 1976, ik was er slecht aan toe – niet alleen lichamelijk (ik had regelmatig spit aanvallen), maar ik was ook depressief: Klaaske en ik hadden beiden onze bijna voltooide studie psychologie afgebroken, omdat we bij onze – gemeenschappelijke – ’theoretische’ scriptie over gezinstherapie (Klaaske met het accent Kinderpsychologie, ik vanuit de Sociale psychologie) verzandden in ideeĂ«n en speculaties… waarbij ik bovendien gek werd van alle psychische afwijkingen, die ik in mezelf meende te herkennen… Maar ik kwam aanvankelijk  niet op het idee de studie afbreken, ons gezamenlijke project…  En ik voelde de druk van m’n ouders, die al zoveel jaren voor m’n studie hadden betaald…
Tijdens die lange, warme zomer werd het in onze niet-geĂŻsoleerde woonboot ondraaglijk heet. Terwijl ik daar met klamme handen achter m’n studieboek zat, totaal vastgelopen, overkwam het me op een nacht dat ik uit het leven leek te vertrekken. Ik had een visioen waarin ik een lichtwezen zag, dat me naar boven wenkte. Die beleving duurde een eeuwigheid Totdat het idee bij me op kwam dat ik Klaaske niet in de steek wilde laten – het visioen was voorbij.
Hieronymus Bosch, Opstijging naar de hemel (detail)
Ik had de herinnering eraan diep in mezelf weggeborgen, maar er was wel een vaag besef dat ik ‘besloten had’ terug te komen en mezelf daarbij een opdracht had gegeven…
Intussen vond in mijn leven – ons beider leven – daarna een diepe verandering plaats. Nu ik terugkijk, leken we in alles geholpen te worden, we kregen contacten waarvan we nooit van hadden kunnen dromen,
Toen Klaaske bedacht dat we filosofie zouden kunnen gaan studeren – haar oude liefde, op dit moment is ze weer Jenseits von Gut und Böse van Friedrich Nietsche aan het lezen – was er voor onze bezige geest weer linnen voor de schaar. Bij ‘Oosterse Filosofie’ raakten we bevriend met een studiegenote, die 10 jaar in een ashram in India gezeten had. Via haar maakten we kennis met meditatie. En toen we op een vakantie in Oostenrijk waren, ontmoetten we daar een Theosoof die ons later uitnodigde bij hem in de leer te gaan…
Maar toen hadden we al kennisgemaakt met Maarten Houtman, die ons liefdevol onder zijn vleugels nam – en niet alleen om te leren mediteren, maar om een heel nieuw leven te beginnen… Hij praatte me de computer aan (“Krishnamurti heeft gezegd dat de computer de wereld gaat veranderen”) en zo kreeg ik later een bijpassende baan.
Een van de eerste dingen die Maarten tegen me zei toen we in Meditatiecentrum ‘De Kosmos’ bij hem gingen zitten, was dat ‘zitten’ ook goed voor de stoelgang was. Maar … hoe wist hij dat ik daar last mee had… Ik kreeg het gevoel dat ik een open boek voor hem was, dat hij me zomaar kon ‘lezen’. En dat terwijl ik juist zoveel geheimen had… Het voelde als een thuiskomst, na de lange jaren van ballingschap van mijn lichaam – die uiteindelijk tot mijn bijna-dood geleid had.

Pas onlangs heb ik over die bijna-dood ervaring kunnen praten en ik probeer ik hem nu door te geven in dit bericht.
En dat allemaal dankzij een verkeerde diagnose… Want uiteindelijk heeft de cardioloog – deze keer verscheen mijn kloppende hart op het scherm – geen gebrek aan mijn hart kunnen constateren, wat hem betreft kon ik nog wel een tijdje mee…
Als klap op de vuurpijl kreeg ik gisteren een alarmerend telefoontje van onze huisarts dat de in het ziekenhuis gemeten bloeddruk ‘veel te hoog was’. Daar schrokken we ons weer een hoedje van. Maar uiteindelijk leerde een rondje meten met vijf minuten tussenpauze in een stil kamertje bij hem op de praktijk dat het vals alarm was… Het was voor mij weer een heel nuttige ervaring te ontdekken dat de druk omlaag geschoten was op het moment dat ik  – daar op m’n eentje zittend op een stoel – gevoeld had dat mijn innerlijk alarm verdween. Zo heb je er nog eens wat aan dat je hebt leren zitten ‘zonder opzet’…

De overtocht naar Fudaraku

Voor Casta

Amida Welcomes Chûjôhime to the Western Paradise

Ben je langs de laatste wachtpost gekomen
dan is daar, haast ongemerkt, een niemandsland –
niemand bezit het, niemand claimt het,
het is er vreedzaam, een ruimte zonder eind.

Dat is het land waar de Amitabha monniken,
te water gelaten in hun gammele bootjes,
naar op weg waren, in het volle vertrouwen
de eilanden van het Westelijk Paradijs te bereiken –
ze gingen voorbij de einder een gewisse dood tegemoet.

Ze dachten, zo uitvarend naar het eiland Fudaraku,
het Zuivere Land van Boeddha Avalokitesvara te kunnen bereiken,
om vóór hun dood de levende Boeddha nog eenmaal te spreken –
een heel leven samengebald in Ă©Ă©n moment, in Ă©Ă©n recitatie:
‘Boeddha Amitabha, Boeddha Amitabha, Boeddha Amida,’
aan een ketting van woorden stegen ze op naar het Paradijs.

De hamerslagen waarmee de kist op het dek was gespijkerd
klonken nog na, terwijl de monnik, daar veilig in opgesloten,
moederziel alleen zijn zilte onzekere toekomst tegemoet voer.

Wil je eigenlijk weg uit het gewone leven? Het gewone leven, met zijn zorgen, zijn moeite, zijn ergernissen, met zijn korte momenten van voldoening. Wil je daaruit weg? En mediteer je om daar uit te komen?
Of ervaar je dat meditatie een uiterste concentratie is op wat je bent – niet gisteren, niet morgen, nĂș. En kun je daar bij blijven, of ga je toch weer weg?
Als je voortdurend aarzelt: wil ik dit, wil ik dat, neem ik een boontje meer of minder… Weet dan, liefde is de maat van alle dingen.

Als je voortdurend aarzelt: wil ik dit, wil ik dat, neem ik een boontje meer of minder – weet dan: liefde is de maat van alle dingen.

______________________________________
Zie ook: Yasushi Inoue, Kroniek van een overtocht naar Fudaraku , in ‘Liefdesdood in Kamara en andere Japanse verhalen’, red. Luuk van Haute.

 

 Shake v/d weekÂ