Nobuko Miyamoto – “What Time is It On the Clock of the World”

Simin Tander[1]

Eens was er alleen maar een nacht,
niets dan een nacht,
niets bewoog, er was geen leven.
En toen, niemand weet wanneer, 
begon iemand te zingen en riep
dat alles wat tot nu toe verborgen was geweest
in de nacht waarin niets gebeurde,
tevoorschijn moest komen
en van zich moest doen weten.
Dat lied was zo indringend
dat het ook gebeurde:
alles kwam tot leven.

‘Imah vertelt Maarten het scheppingsverhaal’, in:
Maarten Houtman, Onvoorwaardelijke liefde
Mennorode, augustus 2006

Met Klaaske als filmoperateur, hebben we meer dan een week dagelijks naar ‘Planet Earth’ van David Attenborough gekeken – de afleveringen ‘Freshwater’, ‘Caves’, ‘Deserts’, ‘Ice Worlds’, ‘Great Plains’, ‘Jungles’, ‘Shallow Seas’, ‘Seasonal Forests’, ‘Ocean Deep’ – met beelden van zo’n overdonderende schoonheid en een verhaal dat zo diep in het vlees snijdt, dat ik sindsdien zelfs anders door ons stadspark loop… Ik ervaar het groen, de geluiden, de vogels, dan als natuur, een kracht die op zichzelf staat, met een eigen leven dat – ondanks de bescheiden omvang en inpassing in de bebouwing â€“ grenst aan, overloopt in, het mijne.
Alles is natuur, ik ben natuur…
Maar het scheppingsverhaal van de oude vertelster Imah gaat verder:
En ja, toen het er allemaal was,
moest het blijven leven, moest het voedsel hebben.
Dat voedsel was wel aanwezig,
maar de sterkste at de iets zwakkere op
en die weer de nog zwakkere.
Dus zo is het vandaag de dag.
Dat er gedood wordt, dat er begeerd wordt,
dat is heel natuurlijk. En jij hoort daar ook bij.
Alleen, als jij weet wat ik je nu verteld heb,
dan kun je proberen, als je iets neemt,
dat met eerbied te doen,
zĂł dat er zo min mogelijk leed is.
“En,” zegt Maarten dan, “daar kwam ik toen voor het eerst dat woord ‘leed’ tegen.”
Attenborough â€“ die de beelden van ‘Planet Earth’ zelf becommentarieert en in het perspectief plaatst van de neerwaartse spiraal van de natuur – sprak dat woord ‘leed’ ook een keer uit…
Dat was op het moment dat we een onafzienbare kolonie walrussen zagen, ergens aan de noordrand van SiberiĂ«, dicht op elkaar gepakt op een strook langs de kust: hun laatste toevluchtsoord. Ze kropen daar over elkaar heen, verstikten elkaar, om eraan te ontkomen, sommigen klommen naar een plekje hoog op de rotsen … maar vielen te pletter als ze terug in het water probeerden te komen.
En dit soort doembeelden van kolonies en kuddes waren er meer.
Hoe betoverend de beelden vaak ook waren, bij onze filmische rondgang door de natuur zagen we meer van dat ‘alledaagse’ dierlijk leed: de strijd om de macht en om de pecking order, achtervolging en doden van de prooi en daarna de strijd om de prooi…
Dat is het leed wat Imah bedoelde, en wat ze probeerde te verzachten voor de jonge Maarten.
Maar toen ik in al die afleveringen van ‘Planet Earth’ de zoveelste barre tocht naar de broed- of geboortegronden had gezien, met de blinde drang die te bereiken en alle gevolgen van dien, en al die paringsrituelen en de voortplantingsscĂšnes â€“ toen ik zag pas goed hoezeer die hele natuur totaal onderworpen is aan de allereerste en allerbelangrijkste drive: de instandhouding van de soort…
Ja, en toen kreeg ik – zelf een natuurlijk gegeven, ‘mens’ geheten – steeds meer het beklemmende gevoel: waar doen we dit nu allemaal voor … blind, niets ontziend, alles overheersend…
En plotseling vond ik er weinig ‘moois’ meer aan â€“ juist de blindheid grijpt je naar de keel … Ă©n daaraan gepaard de eeuwige herhaling, miljoenenvoudig, al miljoenen jaren lang…
‘Ik,’ zei de gek. Laat me niet lachen…
Dan maar weer een blog, dacht ik … met deze, zeer toepasselijke,   Shake v/d week  :
__________________________________________
[1] Award winning and ECM recording artist Simin Tander is one of the most amazing voices in European jazz; she „balances on the boarders of pain and beauty, of gracefulness and passion.“ (Augsburger Allgemeine Zeitung) and sings with an intensity that is rare to find.
With her enchantingly tender and equally expressive voice Simin builds bridges between occidental jazz and arabesque-like vocal flights, between rich songwriting and freely improvised textures. She draws a fascinating route to her Mid-Eastern heritage by also singing in Afghaani / Pashto, the language of her late father.

De tijd stond even stil in de Huiskamergroep…

Het ‘zithoekje’ van de Huiskamergroep, 19 april 2019

Deze blog is meer dan tien jaar gekoppeld geweest aan het bestaan van de ‘Huiskamergroep’ – een kleinschalige meditatiegroep in de lijn van het Tao-zen van Maarten Houtman – waarvoor we onderdak vonden in De Pijp, niet ver van het gelijknamige metrostation.

Het ‘shaken’ op muziek was in de Huiskamergroep een vast onderdeel van het programma, als bewegingselement tussen twee periode’s van het stille zitten – waar â€˜meditatie’ steevast mee geassocieerd wordt: “Ga maar zitten,” wordt er in het klassieke Zen-onderricht gezegd, met een ondertoon van ‘dan komt alles goed’…

In het onderricht van Maarten Houtman kreeg het z.g. â€˜lichaamswerk’ een centrale plaats. Maarten placht het lichaam aan te duiden als ‘de verbinding met het Onnoembare’ â€“ een opening naar het onbekende.
Dat is vaak een schok voor mensen die het meer ‘in de geest’ plachten te zoeken – diezelfde geest, die ons als kettingdenkers juist op de plek houdt, in een roes van ‘weten’… 
Maarten zei dan: “Maar je weet niet hoe het verder gaat, dat is nog in het verhaal verborgen…” 

Toch nog enigszins onverwachts is aan de bijeenkomsten van onze Huiskamergroep nu een einde gekomen, de overgebleven vijf deelnemers gaan voortaan hun eigen weg.
Dat is na zo’n lange verbintenis toch even wennen, alsof je relatie uit is…
Maar het biedt ook de ruimte je nu nĂłg meer op je eigen weg te bezinnen. Want uiteindelijk staan we er allemaal alleen voor.

Wat niet wegneemt dat de oefening door dat jarenlange samen zitten nu toch wel behoorlijk ‘ingeslepen’ is – “het lichaam leert alleen maar door herhaling,” zoals bewegingsmeester Gurdjieff ons voorhield…
Daarom hebben we in onze Huiskamergroep ook zo vaak geshaket op zijn muziek, die hij ‘objectieve muziek’ noemde – muziek die op alle luisteraars een gelijke uitwerking zou hebben: transformerend, hun geest richtend, op een nieuwe manier verbindend met het vibrerende universum.

Ook dit blog gaat nu op eigen kracht verder – maar niet nadat we ons als deelnemers nog eenmaal overgegeven hebben aan die verbindende kracht voor lichaam Ă©n ziel.
Hierbij dan weer zo’n klassieke Gurdjieff-De Hartmann vertolkingen door Alain Kremski, met als achtergrond een ‘road movie’ met een verrassend einde.

Nagekomen vakantiepost

Azam Ali zingt Hildegard von Bingen

1a. O Euchari,
in leta via ambulasti
ubi cum Filio Dei mansisti,
illum tangendo
et miracula eius que fecit videndo.
 
1b. Tu eum perfecte amasti
cum sodales tui exterriti erant,
pro eo quod homines erant,
nec possibilitatem habebant
bona perfecte intueri.
 
2a. Tu autem in ardenti amore
plene caritatis
illum amplexus es,
cum manipulos preceptorum eius
ad te collegisti.
 
2b. O Euchari,
valde beatus fuisti
cum Verbum Dei te in igne columbe imbuit,
ubi tu quasi aurora illuminatus es,
et sic fundamentum ecclesie edificasti.
 
3a. Et in pectore tuo
choruscat dies
in quo tria tabernacula
supra marmoream columpnam
stant in civitate Dei.
 
3b. Per os tuum Ecclesia ruminat
vetus et novum vinum,
videlicet poculum sanctitatis.
 
4a. Sed et in tua doctrina
Ecclesia effecta est racionalis,
ita quod supra montes clamavit
ut colles et ligna se declinarent
ac mamillas illius sugerent.
 
4b. Nunc in tua clara voce
Filium Dei ora pro hac turba,
ne in cerimoniis Dei deficiat,
sed ut vivens holocaustum
ante altare Dei fiat.

Sint Eucharius wordt vereerd als de eerste bisschop van Trier. Hij leefde in de tweede helft van de 3e eeuw.


Hildegard for me is a feminist icon whose contributions to the canon of universal spirituality & mysticism, are immeasurable. Her work transcends centuries & musical, religious/mystical genres. It awakened me to the ancient philosophy of “The Music of the Spheres”. That if the human body is made entirely of elements forged by stars, then indeed we are celestial bodies & the cosmos is within us. If the rotation of heavenly spheres produce tones & harmony, then they must resonate within us. Thus, music in its most sublime form, is our participation in the harmony of the universe. That we may bring some harmony to our souls in our longing to return to our celestial home.

Azam Ali


At the height of the Middle Ages music for religious purposes was increasingly being composed by individuals, one of the most famous being the abbess, authoress, and mystic, St Hildegard of Bingen (1098-1179). She wrote a mystery play Ordo Virtutum (1158), a musical drama, one of the first ‘moralities’ ever written, depicting the fight for Anima (the Soul) between the Devil and 16 Virtues, including Caritas (alto) and Misericordia (soprano). Hildegard also composed many liturgical songs that were collected into a cycle called the Symphonia armoniae celestium revelationum. The songs from the Symphonia are set to Hildegard’s own texts and range from antiphons, hymns, and sequences, to responsories (e.g. ‘Columba aspexit’, ‘Ave generosa’, ‘O ignis spiritus’, ‘O Jerusalem’, ‘O Euchari’, ‘O viridissima virga’, ‘O Ecclesia’ ). Her music is monophonic, consisting of exactly one melodic line. Its style is characterized by soaring melodies that push the boundaries of the more staid ranges of traditional Gregorian chant, so that her music stands outside the normal practices of monophonic monastic chant. It both reflects 12th-century evolutions of chant and pushes those evolutions further in being highly melismatic, often with the recurrent melodic units. There is an intimate relationship between music and text in her compositions, whose rhetorical features are often more distinct than is common in contemporary chant. The reverence for the Virgin Mary reflected in her music shows how deeply influenced and inspired Hildegard and her community were: by the Virgin Mary and the Communion of Saints

Robert Ignatius Letellier, The Bible in Music




Gedicht


Als ik ’s nachts in mijn tent naar de sterren kijk
en de kleine speldenprikjes zie in ’t firmament
waardoor uw hemelse licht naar binnen schijnt,
zindert mijn wereld van die verborgen krachten,
van die allesomvattende bron van eeuwige licht –
en zie mij hier als een blinde mijn weg aftasten 


Hein de Kikker



Panorama’s Zuidlaardermeer [klik om te vergroten]


Panorama_1, fotomontage
[Canon Eos 400D]
Panorama_2, fotomontage
[Canon Eos 400D]

Rechter foto panorama_2
[Canon Eos 400D]



De Midlarense ‘boksboom’ [klik om te vergroten]
Zie ook de gelijknamige post van 17 februari


De ‘boksboom’ ’s winters – ingeknotte oerenergie…
[iPhone 6s]
De boksboom nu …
[Canon Eos 400D]

… temidden van het omringende landschap.
[iPhone 6s ‘panorama’]

Klaaske onder de boksboom
[Canon Eos 400D]



Ich hebe meine Augen auf zu den Bergen, von welchen mir Hilffe kommt

Zomer 1958 reed ik met schoolvriendje J.P. naar Zwitserland, in een grote Amerikaanse slee-met-chauffeur. Onderweg deden we nog wat toeristische bestemmingen aan, zoals de historische stadjes DinkelsbĂŒhl en RĂŒdesheim in Beieren, die geheel ongeschonden uit de Tweede wereldoorlog waren gekomen – zoals ze begin 17e eeuw gespaard waren gebleven voor de verwoestingen van de 30-jarige oorlog. Ze vormden een wonder van bouwkunst en menselijke civilisatie, we keken onze ogen uit…
Daarna klommen we weer in de Dodge – een wonder op wielen – die door de chauffeur, de heer Janssen, behendig door Duitsland werd gelaveerd – al schold hij zo nu en dan op een verkeersdeelnemer: ‘Aan de kant, anders zwiep in je in de kartoffels!’ (de oorlog lag nog pas vlak achter ons…). Maar verder was hij een heer – mĂ©t uniform en pet, zoals dat in zijn functie van hem verwacht werd.

De gigantische Dodge-met-vinnen (zie foto) was de dienstauto van de vader van J.P., die president-directeur van een groot openbaar nutsbedrijf was. Hij had deze vakantie voor ons bedacht: wij reden op de heenweg mee naar het Zwitserse Beatenberg, waar hij en zijn vrouw in ‘Bibelheim’ verbleven, het theologische opleidingsinstituut, dat zij als baptisten steunden en dat nauw met de familie verbonden zou blijven. Daarvandaan zouden zij terugrijden naar Nederland, terwijl J.P. en ik nog twee weken in het jeugdkamp verbleven.
De ochtend na onze aankomst werden we naar hun hotelkamer geroepen, waar ze ons wezen op het uitzicht door de openslaande ramen – in trance zag ik daar drie alpenreuzen, die zich tegen de ochtendhemel verhieven: Eiger, Mönch en Jungfrau waren hun namen, op het rijtje af (zie de foto bovenaan).
Dat was het tweede wonder dat ik die vakantie mocht aanschouwen…

Maar in de loop van de dag werd ons op twee stipjes gewezen, die zich tegen de wand van de Eiger aftekenden: twee bergbeklimmers, die daar doodgevroren aan touwen hingen, omgekomen in een poging die vrijwel onneembare noordwand te bedwingen…
En dan kijk je het met ongeloof nog eens aan – om dan de blik af te wenden. De dood die je ziet, maar niet onder ogen durft te zien, wilde je het liefst zo snel mogelijk vergeten: dat botsende detail wat de idylle verstoorde – maar wat natuurlijk een onuitwisbare indruk op je maakte.

Het derde wonder wat ik tijdens die vakantie mee mocht maken, was een stuk alledaagser: een grote kom Zwitserse mĂŒsli aan de ontbijttafel – waar veel Zwitserse room in moest zitten – waaruit ik maar bleef eten, telkens schepte ik mijn bord weer op, terwijl onze gastheren ons maar bleven toelachen, bleven aanmoedigen… Ik had nog nooit zoiets lekkers gegeten!

Over wonderen gesproken…
Ze hadden daar in ‘Bibelheim’ een uitgesproken ‘gevoel waar het eigelijk om gaat’: alles draaide om JEZUS: “Ich bin der Weg und die Wahrheit und das Leben” – je hoefde alleen maar in Jezus te geloven, en je zou ‘gered’ worden.
We zongen de liederen die ons in het jongenskamp geleerd werden, uit volle borst mee:

Ich bin glĂŒcklich
und weisst du auch warum
Jezus wohnt in meinem Herzen,
darum...

Waarbij dat ‘darum’ als een tollende donder klonk:

... da-rrrrrr-um

Dat gebeurde tijdens de ‘opwekkingsbijeenkomsten’, die – heel ‘Zen’ – ‘Andacht’ werden genoemd. Ze wensten ons bij die gelegenheden ‘eine gute Andacht’.

Maar J.P. en ik vonden bij elkaar desondanks steun in onze afwijzing van het hele gebeuren, met onze gedeelde intellectuele achtergrond Ă©n ontwakende seksualiteit – maar dat hadden die smiechten daar natuurlijk wel degelijk in de gaten…
Toen we op een avond balorig het naburige dorp Beatenberg in waren gegaan, in plaats van de verplichte scholing te volgen, kregen we de volgende dag ongenadig op ons donder … alsof we met de vijand hadden geheuld, met de duivel – alsof we een zware zonde hadden begaan..
Maar … we hadden gespijbeld, ja. Verder waren wij ons van geen kwaad bewust… Dus we hoorden het aan met stijgend ongeloof, met verbijstering…

J.P. was intussen met een geheel ander vorm van ‘redding’ bezig: hij wilde dokter worden. Waarbij hem het voorbeeld voor ogen stond van een oom, die in Kenia zendingsarts was – hij zou daar later nog een vakantie doorbrengen. Maar uiteindelijk liep die voorkeur van hem uit op een academische carriùre in de medische wetenschap.[1]

‘Bibelheim’, met op de achtergrond de Thunersee en de Zwitserse Alpen.

[1] Dat was een trendbreuk in de familie: Een oudere broer van J.P. zocht zijn toevlucht in Amerika, en schreef daar het boek ‘New International Dictionary of Pentecostal and Charismatic Movements. The Definitive History of the Spirit-Filled Church. Encyclopedic coverage of: Activities of the Spirit over 2,000 years of church history in 60 countries and regions’, uit het jaar2002. Jaja, een sterke familie…
En een jongere broer van J.P. zou later gedurende tien jaar de leiding hebben van de Bibelschule ‘Beatenberg’ (zie foto boven) – die in de traditie stond van de Zwitserse kerkhervormer Zwingli (16e eeuw).

The President Sang Amazing Grace

Kronos Quartet and Meklit

Met dank aan Smithsonian Folkways

A young man came to a house of prayer
They did not ask what brought him there
He was not friend, he was not kin
But they opened the door and let him in
And for an hour the stranger stayed
He sat with them and seemed to pray
But then the young man drew a gun
And killed nine people, old and young
In Charleston in the month of June
The mourners gathered in a room
The President came to speak some words
And the cameras rolled and the nation heard
But no words could say what must be said
For all the living and the dead
So on that day and in that place
The President sang Amazing Grace
The President sang Amazing Grace
We argued where to lay the blame
On one man’s hate or our nation’s shame
Some sickness of the mind or soul
And how the wounds might be made whole
But no words could say what must be said
For all the living and the dead
So on that day and in that place
The President sang Amazing Grace
My President sang Amazing Grace


Keen readers of the New York Times op-ed column this week may have noticed a shout-out to Ethiopian-born, San Francisco-based vocalist Meklit and the genre-defying Kronos Quartet for their powerful rendition of Zoe Mulford’s modern classic, “The President Sang Amazing Grace.”  Columnist Thomas L. Friedman writes: 
 “As I was reflecting last weekend, my friend Elena Park, an executive producer for Stanford Live, sent me a YouTube video â€” an incredible performance the other day by the singer Meklit and the Kronos Quartet of ‘The President Sang Amazing Grace.’ The song was written by Zoe Mulford about the 2015 murder of nine people at the Emanuel A.M.E. Church in Charleston, S.C., by a white supremacist. It was debuted by Mulford in 2017, telling in song how a different president, Barack Obama, came down to that church for a memorial service and during his eulogy for the Rev. Clementa Pinckney sang ‘Amazing Grace,’ one of the most moving and healing moments of his presidency.”

 




Een Chinees-Amerikaans muzikaal sprookje

 

çŸŽć›œćŽèŁ”éŸłäčç«„èŻ 

We maakten al eerder kennis met The Roving Cowboy van Wu Fei en Abigail Washburn â€“ in een duet ‘dat reikt van de Appalachian country tot de prairies van Xinjiang’.

Nu ik via Muziekweb over hun nieuwste album beschik, is het tijd om iets meer over hen te vertellen. Bijvoorbeeld dat ze er zĂł uitzien (zie de video hieronder). 

PING TAN DANGE  èŻ„ćŒč舞 

Wu Fei schreef het liedje Ping Tan Dance toen ze in Beijing quyi  (verhalende volksliedjes) studeerde, waartoe ook het locale genre pingtan behoort â€“ wat ze hier omsmeedt tot een satire op een vrouwelijke collega die voor haar carriĂšre feestjes afloopt.
Abigail Washburn zegt er dit over:“We feel like angry old grandmas when we think about the injustice for women musicians. And so that’s what we did in this song; we both inhabit our internal ‘angry old gramma’.”

FOUR SEASONS MEDLEY / DARK OCEAN WALZ  ć››ć­Łæ­Œ/ é’æ”·ćŽć°”ć…č

Het repertoire van Wu Fei & Abigail Washburn is een wonderlijke mix van Chinese en Amerikaanse volksliedjes. Zo gaat het verhaal van het nu volgende Four Seasons Medley / Dark Ocean Waltz als volgt:

“In China, a dozen folksongs are titled ‘Four Seasons’, and each of them cites the four seasons as metaphors for love and friendship. In this version, daffodil, pomegranate, orange, osmanthus and snow represent a girl’s longing for love. The melody is common among the Hua’er folksongs in Qinghai and Gansu provinces.”

Hieronder de tekst van het Chinese liedje – dat beide dames van een aangepaste lyriek voorzagen die beter past bij hun eigen wereldbeeld (zo gaat ‘For Seasons Medley’ bij hen ‘Dark Ocean Waltz’ heten):

Spring comes with daffodils blooming;
Young girls come to pick the wildflowers, my love.

Summer arrives, girls’ hearts full of longing.
Pomegranate flowers turn to seeds, prettier than agate, my love.

My love, my love,
My love, I will take your hand.

Autumn arrives and tan-kwai fragrance is everywhere;
Girl ’s hearts rippling and waving, my love.

Winter arrives, snow flying, filling the sky.
Girl’s hearts whiter than the driven snow, my love.

WATER IS WIDE / WUSULI BOAT SONG  äčŒè‹é‡Œèˆč歇 

Hierna een live optreden van Wu Fei & Abigail Washburn (die al sinds 2005 samenspelen) uit 2015 in Vermont, met ‘Water is Wide’ â€“ een traditional van immigranten uit Schotland en Ierland, die geĂ«nt wordt op ‘Wusuli Boat Song’, een volksliedje van het Nanai volk uit de provincie Heilongjiang.
In het zwarte kader eronder wordt de oorspronkelijk tekst van het Chinese liedje geplaatst naast hun eigen moderne variant.

 

 

                                   

DANWEI MUSIC 湁音äč

We sluiten af, vanuit een binnenplaats in Beijing, met het ontroerende verhaal van Wu Fei over haar leven met haar guzheng â€“ terwijl intussen de wind in de klankkast speelt…

 


PS De nacht vóór ik dit blog schreef, werd ik wakker met ‘mellow-green’ op m’n lippen. En ik wist: dat moet straks de achtergrondkleur worden…

De vreugdevolle terugkeer van Alie

Zoals ik al eerder beschreven heb, belandde ik met mijn familie na de oorlog op een betonfabriek aan de oever van de Hollandse IJssel.

Het ‘witte huis’ in Krimpen, met Hein en Meino op de voorgrond (± 1946)

Met de onderstaande foto op zak, ging ik vandaag op pad naar Capelle a/d IJsel, aan de andere kant van de rivier, om een bezoekje te brengen aan Alie – die mijn moeders hulp in de huishouding werd toen we daar in dat witte huis kwamen te wonen.
Mijn moeder was dol op Alie, alsof ze een dochter was – Alie ging zelfs een keer mee op vakantie naar Burgh-Haamstede om op de kinderen te passen.
Maar ook nadat we in 1954 uit Krimpen naar Nijmegen vertrokken, bleef mijn moeder contact met haar houden. Alie heeft haar nog een weekje geholpen toen ze, na mijn vaders overlijden, in 1976 een huis in Bussum betrok.

Joyce, een kleindochter van Alie – die nu 91 is – kwam mij via het web op het spoor, het was achtenzestig jaar geleden dat ik haar gezien had.
We kregen elkaar eerst aan de telefoon, â€˜Heintje, Heintje,’ klonk het. Ze vroeg of ik een keer langs wilde komen. Die moeite had ik er graag voor over, haar gulle lach was me altijd bijgebleven – ook ik had van Alie gehouden.

Toen ik zondagochtend m’n auto had weggezet en probeerde de ontvangen instructies te volgen, begon ik al gauw om me heen te vragen. Maar gelukkig bracht de telefoon raad: “Heeft u een zwart petje op,” vroeg een mannenstem, in de telefoon van de kleindochter – het was de man van Joyce, zij zelf stond me beneden al op te wachten.
Vol verwachting beklom ik met haar de trappen, wat zou me straks staan te wachten…
Eenmaal binnen smolt ik. Er werd een arm om m’n nek geslagen en ik bood m’n bloemetje aan:
Het was een spontane begroeting – met wel enige door corona ingebakken aarzeling. Hoewel Joyce’s vriend en ik elkaar spontaan een hand gaven…
Om me heen zag ik een ruime standaard-bejaarden kamer: zitje, bed, keukentje en foto’s. Ik op de bank, Ali op een rechte stoel daar in de buurt – tenslotte, ik was hardhorend. Maar daar had Alie geen moeite mee, zij leek goed te horen. En de foto’s die ik meegenomen had bekeek ze met het blote oog – ze had net als ik een staaroperatie gehad.
Ik merkte al snel dat ze een geheugen had als een ijzeren pot – wat mij hielp het verleden wat dichterbij te halen. En ze liet me zien dat je uit haar raam de molen kon zien die naast de fabriek stond. Zo dichtbij…
Ook viel me op hoe levenswijs Alie was – niet ‘geleerd’, dat had ze nooit gedaan – zoals ze me beurtelings met sympathie en met een korreltje zout opnam, zonder ook maar een moment haar warmte te verliezen. Maar ze had dan ook heel veel te verstouwen gekregen, zoals de vroegtijdige dood van haar enige dochter. Dat had een diepe bres geslagen…
En ondanks dat alles vertoonde Alie een grote onbekommerdheid, die gewoon op je oversloeg.
Alie vertelde nog eens dat ze veel om m’n moeder gegeven had en dat mijn vader – ‘ik poetste zijn schoenen elke keer glimmend’ – daar een goede naam gehad had. En dat ze zo blij was ons gekend te hebben. Nou, dat was dan wederzijds…
Het was een vreugdevolle ontmoeting daar langs die Hollandse IJssel, waar ik de hele familie dankbaar voor ben. 

Rond de Hollandse IJssel, met boven Capelle, onder Krimpen. 

Alie woont op de Koperwiek, links boven. Onder de rivier, rechts van de molen – nu restaurant ‘Ross Lovell’ – lag de fabriek. Daar staan nu huizen.
Een klein eindje stroomafwaarts ligt sinds 1958 de Hollandse IJsselkering, met brug en tracĂ© – precies op de plek waar wij, na vaders vertrek bij de fabriek, nog een blauwe maandag woonden.
Dat was in 1953, het jaar van de Watersnoodramp, die ook daar aan de dijken vrat. Niet lang daarna vertrokken we naar Nijmegen.
Daar past een echt Hollands liedje bij, vol nostalgie…
Stap nou maar in
En start hem nou maar
Op weg naar de vrouw
met de zon in het haar
Draai hem het pad af
je bent niet alleen
Christoffel is bij je
ik breng je er heen
We gaan eerst langs het huis
met het houtsnijwerk
Dan over de brug
naar het plein bij de kerk
Gaan we naar links
En dan weer rechtdoor
Langs de boekbinderij en de het postkantoor
Door tot het stoplicht en
daar slaan we af
En bij de gevangenis gaan we rechtsaf
Langs de vaart en het tolhuis
En over het spoor
Links bij de sluizen
en dan weer rechtdoor
Door, door rij nou maar door
Ga nou maar verder rij door
Iedere meter brengt jou dichterbij
Aan het eind van het asfalt wacht zij
Geef nou maar gas
En vetrouw me nou maar
We gaan naar de vrouw
Met de zon in het haar
Eerst nog de molen
Die leeg staat en stil
Op de wieken
Een zwaluw die zomeren wil
Dan gaan we naar rechts
aan het eind van de weg
Langs de rubberfabriek
Met het gat in de heg
Nog even het hek
met het bankje ervoor
De bocht mee naar links en dan alsmaar rechtdoor
Door, door rij nou maar
door
Ga nou maar verder rij door
Iedere meter brengt jou dichterbij
Aan het eind van het asfalt
Staat ergens een huis
En in de deuropening
Staat de enige vrouw
Die zeggen mag
Waar bleef je nou
Nu we zijn er bijna
Geloof me nou maar
Straks zie jij de vrouw
met de zon in het haar
Daar in de verte
Daar achter die schuur
Met dat ingestort dak
En die tekst op de muur
Daar gaan we heen
En dan over de dijk
Waar de grijsaard zijn rust zoekt
onder de eik
Waar bomen vol fruit
En de struiken vol blad
Waar alles gewoon
zijn beloop heeft gehad
Daar staat het huis
En in de deuropening
Staat de enige vrouw
Die zeggen mag
Ik hou van jou

Californian Dream

Toen ik in juni 2004 door CaliforniĂ« trok, de grote steden San Diego en San Francisco achter me gelaten had en in m’n wijnrode Ford Focus het binnenland introk – op weg naar de reusachtige ‘Redwoods’ – was het eerste wat me opviel de ongelofelijke droogte die ik tegenkwam. Ik zag een totaal verdord land…
Ik schrok, ik had dit absoluut niet verwacht, CaliforniĂ« had voor mij voor citrusvruchten en wijn gestaan. Wat ik hier zag was een totaal andere wereld, het voelde niet goed…
Beeld van de droogte in Central Valley. Bakersfield, Californië, 2004
Ik was dan ook heel blij dat ik een wegrestaurant tegenkwam waarlangs een beekje stroomde, dat uitmondde in een meertje met watervogels. Een groter contrast was nauwelijks denkbaar… 
CaliforniĂ« … qua oppervlakte groter dan Duitsland, met veertig miljoen inwoners de volkrijkste staat van de Verenigde Staten, de tiende economie ter wereld – met haar hightech industrie en Hollywood bijna een mythe…
Nu zestien jaar later de onheilstijdingen over de Californische bosbranden de wereld rondgaan – de rookontwikkeling is zo sterk dat ze, via de stratosfeer, bij ons de zon verduistert – moet ik onwillekeurig terugdenken aan die vreemde confrontatie van toen.
Dezer dagen viel me ook op dat Krishnamurti, in zijn dagboekaantekeningen uit Ojai van rond 1983, het regelmatig heeft over de droogte in die kuststreek en over de verdorde velden – terwijl hij er toch tussen de sinaasappelboompjes doorwandelt en van de natuur geniet…
Op 30 mei van dat jaar beschrijft hij in poëtische termen het contrast met Brockwood:

Wanneer je uit dat soort klimaat komt is het nogal onverwacht en verbazingwekkend hier het groene gras te zien, de prachtige groene bomen en de wijdvertakte bruine beuken, die nu lichtbruin zijn maar die langzaam al donkerder en donkerder worden.
J. Krishnamurti, Laatste dagboek, p. 122

Toen ik via De California State Route 1 (‘Highway 1’) langs de kust terugreed naar San Diego – waar ik mijn reisgenote Loida bij haar familie achtergelaten had – zag ik de afslag ‘Ojai’. Even aarzelde ik of ik het daar zou gaan verkennen, maar ik moest mijn vlucht halen.
Klaaske verkende het het daar onlangs met Google Earth, en zag een ‘Annie Besant Road’ met twee theosofische centra, de Krishnamurti Grove en de Oak Grove School.
Ik heb het toen moeten doen met mijn onvergetelijke uitzicht over de Pacific bij San Luis Obispo – waarvan ik eerder schreef: ‘Toen ik daar vanuit het raam van mijn rode Ford Focus een blik sloeg over die eindeloze oceaan, had dat moment de glans van de eeuwigheid…’
Paradijs CaliforniĂ« – waar ooit de mythe zich vestigde van de hippies, de flower power, de psychodelische muziek, Timothy Leary…
Een beetje de sfeer die de muziek van ‘Buddha’s Lounge‘ (een YouTube account met achthonderdduizend abonnees) ademt:

Made in Tuitjenhorn

Hanna Mobach heeft me er eindeloos over doorgezaagd:
“Ga toch eens wat met je handen doen, ga eens met klei werken, je zit altijd maar achter je computer.”
Maar, eerlijk gezegd, daar zat zij wel regelmatig bij… Zeker in de tijd dat we samen aan haar website hannamobach.nl werkten.
Later maakte ze daar dit sche(r)tsje van:

Hanna Mobach, Op computerles bij Hein

Inmiddels was ik dat hele idee van een ‘kleiende Hein’ al bijna vergeten…
… Totdat ik afgelopen juli een mailtje van Emilie ontving dat ze zich opgegeven had voor een workshop ‘Werken met klei’ in de buurt van haar vakantieverblijf. En ze vroeg of het misschien ook iets voor mij was: “Je hebt veel op je hart en het komt er voornamelijk online uit. Dat heeft voor- en nadelen. Zo’n dag met je handen in de klei schept misschien wat evenwicht”

Dat kwam me dus bekend voor…
Anderzijds, misschien was dit dan wel hĂ©t moment … ik doe het!

Op 18 juli was het zover, wij meldden ons om Âœ10 bij Erica Kraan Art in Tuitjenhorn. Na wat uitleg, stond ik al spoedig tevreden met m’n handen in de witte chamotteklei te wroeten.
Het moest een egeltje worden…

Hein in het atelier met zijn egeltje. Foto Emilie [klik om te vergroten]

Dat idee van een egeltje kwam bij mij langzaam aangeschuifeld – eerst zag ik er eentje ’s ochtends vroeg in de buurt rondscharrelen in het gras. En toen parkeerde ik op de bewuste cursusdag ook nog eens naast een autootje van … ‘Stichting Egelopvang Dikke Prik’ uit Warmenhuizen…
Dat was voor mij voldoende inspiratie…
Dat ‘Dikke prik’ gaf me het idee dat mijn beestje echte stekelig zou moeten zijn. Maar cursusleider Erica Kraan was wat praktischer: ‘Gebruik contrasterende donkere klei voor de vacht en ruw die dan wat op.’

Onze beeldjes moesten na afloop eerst een maand drogen en werden daarna in de oven gebakken. Afgelopen zaterdag hield ‘Erica Kraan Art’ Open Dagen, voor ons een goede gelegenheid om onze kunstwerken daar op te halen.
Je ziet ze hieronder.

 Emilie met een van haar twee kunstwerken [klik om te vergroten]
Mijn egeltjes – helemaal rechts een stukje van mijn ‘Egelbol’ – staan inmiddels knus aan de voet van ‘Bomen’ van Hanna [foto Klaaske]

Ik heb dezer dagen grote behoefte aan opgewekte muziek – en gelukkig is het Silk Road Ensemble daar mijn hofleverancier van…
Eerst een reisimpressie van Silkroad on the Road, met Love on 139th Street in D.
Uitgelaten muziek, die tevens mijn Shake v/d week  is.

Tenslotte nog dit prachtige ‘Wandering Winds‘:

Bedevaart naar Baoguang Si

Afb. boven:Luchtfoto van Baoguang Si (l.), met omcirkeld de ‘Leaning Pagoda’. De plattegrond van Chengdhu (r.) - met Baoguang Si bij de gele paperclip rechtsboven - laat zien dat mijn bestemming inderdaad nogal excentrisch was...

Het begon met deze foto, gewoon omdat ik het meisje zo ontroerend vond.

NB Klik op de afbeelding voor vergroting in nieuw scherm.

Maar toen ik de hele serie bekeek, zag ik haar meerdere keren in beeld. Dus die andere twee zijn ‘bijvangst’. Voordat je het weet heb je zo een stripverhaal – dat de lezer zelf maar verder moet invullen.

Tijdens mijn tweede China reis in 2011 – de eerste had Beijing als einddoel, maar liep voornamelijk door SiberiĂ« en MongoliĂ« – was Chengdhu onze verste bestemming landinwaarts. Je zit daar al bijna op de grens van Tibet.
Ons gezelschap had daar in de buurt eerst het Panda natuurreservaat bezocht en gehoord hoeveel bamboe zo’n beest per dag eet – nou een heel bamboebos.
De stad zelf was voor ons een ‘vrije’ dag, die je zelf in kon vullen. Ik oefende vanuit m’n hotel vast met een blokje om – dat bleken eindeloos veel ‘hoekjes om’ te zijn, een halve wereldreis…

Ik ging eerst mee met een tweetal dat in een park een terrasje opzocht. Maar die wilden daarna met z’n tweeĂ«n verder. Toen ik eenmaal in m’n eentje op weg was in die megastad, met z’n 15 miljoen inwoners, voelde ik me behoorlijk verloren.
Daar ga je dan, kaartje in de hand, lopen, lopen, lopen…
Gelukkig wist ik precies waar ik heen wou: de Boeddhistische Baoguang Tempel, met z’n beroemde scheve pagode. Bepaald niet daar om de hoek… Maar ik had gehoord dat het een Zen-boeddhistisch klooster was, dus ik voelde me verwant…
Ik had al eerder gemerkt dat er in China een onverwachte vrijheid van godsdienst bestond en dat een aanzienlijk percentage van de bevolking er de erehuizen bezocht, [1] voor mij was het aanlokkelijk me door die stroom positieve energie mee te laten voeren, dat voelde een beetje als thuis. Maar ik had ook ontdekt dat de uiteindelijke bewegingsvrijheid – in- en uitreis, emigratie – uiterst beperkt was…

Ik dwaalde steeds verder Chengdhu in, ik kreeg het er benauwd van, het was een reis naar het einde van eindeloos. Met weeĂ« benen dwaalde ik verder…
En toen kwam de redding. Bij de oversteek van de zoveelste allee, stond ik bij de zebra te wachten naast een jonge rugzaktoeriste. We raakte aan de praat en bleken dezelfde bestemming te hebben.
Dat was in die omstandigheden goud waard. Ik voelde haar durf en onbekommerdheid – wat ik te bieden had, geen idee.
Ze bleek een Engelse scholiere te zijn, die net examen had gedaan en besloten had een wereldreis te maken. Ze had al heel wat landen aangedaan, en dat op die leeftijd…
Zo trokken we samen verder.

Toen we eindelijk bij de Baoguang Tempel geraakten, bleek dat een uitgebreid complex te zijn. We keken wat rond, maar zochten eerst verpozing in het grote vegetarische restaurant wat daar was.
En terwijl we daar iets nuttigden, kwamen er twee mannen op ons af – duidelijk ingewijden, ook al herinner ik me geen speciale kledij. Ze spraken ons niet zomaar aan … we kregen een bad van aandacht… En ze vroegen ons toen of we in de beroemde, eeuwenoude bibliotheek geĂŻntroduceerd wilden worden, met, geloof ik, de grootste verzameling antieke boeddhistische geschriften ter wereld.[2]
Vol verbazing zeiden we ‘ja’ – ik dacht eerst dat de jonge vrouw hun belangstelling had, maar bij nader inzien kon ik het wel eens zijn. Waarom? Geen idee. Maar natuurlijk liet ik me het welgevallen…

Collage met de Pagode (l), en rechts 2x ingezoomd op de toegangspoort

Een van de twee mannen voerde ons mee en leidde ons door een uitgebreid zalen complex, haalde folianten uit de kast en liet ze ons zien. Verbluft keken we ernaar – als in een droom bewoog ik daar voort… Op een gegeven moment vroeg onze begeleider of hij onze naam en email-adres mocht noteren. We gaven ze – alleen jammer dat ik zelf die van mijn reisgenote niet noteerde.
Toen we terug waren in het restaurant namen we afscheid van onze gids, met z’n tweeĂ«n keken we nog wat verder rond op het terrein. Maar al die aandacht die we gekregen hadden bleef een raadsel…

Mijn gezelschap besloot daar in de buurt nog verder te gaan kijken, onverschrokken, in haar eentje.
We namen afscheid – ik dacht er weer niet aan haar adres te noteren…
Zelf wist ik, gesterkt door al die warmte, uiteindelijk mijn hotel te bereiken.
’s Avonds at ik daar in de buurt in het gezelschap van een aantal reisgenoten, dat zich onverwacht had aangediend. Dat was heel genoegelijk – met een van hen heb ik contact gehouden, we hebben elkaar in Amsterdam nog eens ontmoet.

Ik had het er met Klaaske over dat het zo opmerkelijk is dat in China alle straatnaambordjes van de naam in het Engels voorzien zijn. Terwijl dat in Japan naar ik hoorde niet de gewoonte is. Klaaske dacht dat het was omdat China de wereld wil domineren. Ik dacht meer aan de Chinese openheid – waar Japan zich altijd afgesloten heeft voor de wereld.


Epiloog
Toen ik weer een paar maanden thuis was, kreeg ik een mailtje vanuit Chengdhu met de vraag of ik het adres van een Boeddhistisch centrum in Nederland had, waar iemand die in ons land op bezoek was terecht kon. Ik wist niet wat de eigenlijke bedoeling was, misschien een poging tot asiel? Hoe dan ook was mijn antwoord heel inadequaat (iets over mijn eigen ‘Tao-zen’ of zo). Terwijl ik ze gewoon naar een bestaand centrum had moeten verwijzen, bijvoorbeeld naar het Shambhala Meditatie Centrum van mijn schoonfamilie. Maar ja, ik was nu eenmaal een vreemdeling in Jeruzalem…


Op 10 maart plaatste ik onderstaande video, die – zo schreef ik – “met heel veel aandacht gemaakt is en culmineert in het duet van Wu Fei en Abigail Washburn, dat reikt van de Appalachian country tot de prairies van Xinjiang.”
Een keertje herhalen kon zeker geen kwaad, leek me.


[1] Zie de indrukwekkende lijst van ‘National Key Buddhist Temples in Han Chinese Area’.
[2] Met een exemplaar van de ‘Bloemenkrans Soetra’ (Avatamsaka Sutra), daterend uit de Yuan-dynastie (1271-1368), met gouden en zilveren pigmenten.